Identiteit & Icoonwaarde
RO&AD Architecten
Veldstation Groot Saeftinghe
Het Veldstation is een gebouw voor natuuronderzoek op de grens van Het Verdronken Land van Saeftinghe en de voormalige Hedwigepolder. In de 19de eeuw was het een uit wrak- en drijfhout getimmerd zomerverblijf voor de herder met zijn schapen. Later werd dat een schottenkeet van waaruit onderzoek werd gedaan. Het veldstation is de vervanger hiervan.
Toelichting categorie
Het Verdronken land van Saeftinghe en de voormalige Hedwigepolder zijn uitermate stimulerende omgevingen van zichzelf. Zowel voor de mens als de natuur. Zo is het Verdronken land van Saeftinghe de enige oerdeltanatuur met slikken en schorren die we in Nederland hebben en ontstaat sinds afgelopen oktober de dijken werden afgegraven ok een hele stimulerende omgeving voor alle deltanatuur in de Hedwigepolder. Met het Veldstation wilden we juist de mens en de natuur een plek geven, zodat de menselijke aanwezigheid een stimulans kan zijn voor de natuur in zo'n ruige, open omgeving. Door schuil- en nestgelegenheid te beiden in dit open landschap voor soorten van de schorzijdebij tot met met de velduil, wordt het ecosysteem onderteund en gestimuleerd. De mens die het Veldstation gebruikt, onderzoeker of gewoon bezoeker, leert hier hoe we weer wat meer met elkaar kunnen coexisteren.
Toelichting ontwerp
Het Veldstation bevindt op het gasplateau en staat met zijn voeten in de Westerschelde. Er is uitzicht over containerschepen, maar ook over het Verdronken Land van Saeftinghe, een van de meest waardevolle natuurgebieden van Nederland. Vanuit het Veldstation wordt onderzoek gedaan naar vogels in het gebied. Het onderzoek gaat in het voorjaar enkele maanden 24 uur per dag door, waardoor de onderzoekers er ook moeten kunnen verblijven. Daarnaast is er ruimte voor de ontvangst van groepen mensen. Het idee van het gebouw is om een simpele hoofdvorm te maken, waarvan de kern voor de mensen is, en de schil en de tussenruimtes voor de dieren in het gebied. Zo blijft de zolder open voor vogels , vleermuizen en andere beestjes. De gevel bestaat uit gevelbakken die allemaal gevuld zijn met andere materialen (zand, sedum, hout, stenen, schelpen etc) om insecten, vogels, vleermuizen en andere beesten te herbergen. Ook onder het gebouw is ruimte om te schuilen. Het dak is vrij vlak en is bedekt met kleischelpen, waardoor het een veilige nestplaats is voor steltlopers, sternen en meeuwen. Al tijdens de bouw werd daar volop gebruik van gemaakt. Er zit al een kerkuil, er broedde een torenvalk en ook de visdieven en de sternen hebben op het dak gebroed. De ruimtes van het gebouw bestaan uit achter elkaar geschakelde kamers, die aan de zuidzijde verbonden zijn met een gang. Die gang is niet geklimatiseerd en fungeert als klimaatgang. Dat betekent dat hij zonnewarmte opvangt en daarmee de achterliggende ruimtes verwarmt. Op warme dagen wordt de warmte via het tropendak weg geventileerd. Bijna het gehele gebouw is gemaakt van tweedehands materiaal. De fundering bestaat uit meerpalen van steigers langs de Weugkade in Vlissingen. De dwarsdragers, kespen, liggers en palen zijn gezaagd uit palen die vrijgekomen zijn bij de Krammersluizen en de Kreekraksluizen. De kozijnen zijn gemaakt van een duintrap bij Westkapelle. De gevelbakken, dekplanken en trapbomen zijn van hout uit duintrappen in de gemeente Veere. De onderzijde van het gebouw bestaat uit tweedehands tafelbladen. De klimaatgevel is gemaakt van een tweedehands dak van een Venlo-kas en de binnendeuren zijn ook hergebruikt. Waar gerecycled materiaal niet kon of niet op zijn plek was, is zoveel mogelijk biologisch materiaal gebruikt. Zo is er geïsoleerd met stro en vlas en zijn sommige gevels bekleed met populierenhout uit de Hedwigepolder. Het eindresultaat is een gebouw waar echt ruimte is voor mens en natuur.