De Tweede Kamer hecht belang aan ontwerpkracht en heeft oog voor kwaliteit van de leefomgeving. Dat schrijft Minister De Jonge (BZK) als antwoord op drie Kamermoties over woningbouw, architectuurbeleid en ruimtelijke kwaliteit. Naast Commissies Omgevingskwaliteit, worden lokale bouwmeesters voor elke gemeente verkend. Ook komt er onderzoek naar hoe de inzet van architecten in het woningbouwproces kan worden bevorderd. Iets waar de BNA eerder ook voor pleitte in aanloop naar de Gemeenteraads- de Provinciale Statenverkiezingen en recent de ronde tafel over het architectuurbeleid.
Tweede Kamer onderstreept belang architectuurbeleid en ruimtelijke kwaliteit
Rol van architecten bij woningbouw
Minister Hugo de Jonge wil onderzoeken hoe de inzet van architecten in het woningbouwproces kan worden bevorderd of kan worden verankerd in de Omgevingswet, zonder daarbij uiteraard de doorlooptijd van het vergunningsverleningstraject te verlengen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door te stellen dat een architect de omgevingsvergunning indient. Daarnaast gaat de minister bekijken of er een landelijk stelsel van lokale en stadsbouwmeesters in het leven kan worden geroepen. Deze kunnen voor lokale en regionale ruimtelijke projecten adviseren over de inzet van architecten of stedenbouwkundigen.
Borging omgevingskwaliteit
Het landsdekkend stelsel van lokale bouwmeesters moet worden opgetuigd naast de instelling van een nieuwe commissie omgevingskwaliteit in elke gemeente. In de Omgevingswet, die op 1 januari ingaat, moet de omgevingskwaliteit van nieuwe plannen wettelijk worden geborgd met deze commissies. Elke gemeente met gebouwde of aangelegde rijksmonumenten wordt geacht een dergelijke adviescommissie in te stellen.
Advies bij vergunningverlening
Taken van deze commissie zijn advisering ten behoeve van omgevingsvergunningaanvragen, vergunningen bij Rijksmonumenten, en advisering ten behoeve van samenwerking overheid, initiatiefnemers en de bewonersparticipatie. Met lokale (stads)bouwmeesters, een kwaliteitsteam of andere instrumenten proberen meerdere gemeenten al op een meer informele manier de ruimtelijke kwaliteit te bevorderen. “Nu er vanwege de vele ruimtelijke opgaven veel nieuwe kwaliteitsvraagstukken op gemeenten afkomen, ligt het voor de hand deze adviesstructuur in de breedte te versterken”, schrijft de minister.
Nederlands architectuurinstituut
Een mogelijke terugkeer van een Nederlands architectuurinstituut ziet De Jonge niet zitten. Volgens de minister bestaat er met onder meer het Nieuwe Instituut, de IABR en het netwerk van regionale en lokale architectuurcentra al een goede infrastructuur. “Zij verbinden op lokale en vaak gebiedsgerichte wijze de maatschappelijke ruimtelijke opgaven met de inzet van architectuur en ontwerp, en met de leefwereld van mensen”, schrijft de minister.
Netwerkfunctie lokale architectuurcentra
In antwoord op de motie Beckerman wil De Jonge samen met staatssecretaris Uslu onderzoeken hoe de netwerkfunctie van de lokale architectuurcentra versterkt kan worden, waardoor zij nog beter in staat zullen zijn om kennis en inzichten over ontwerp te delen met het brede publiek. Voor 2024 zal hij hiertoe een impuls voorbereiden. Zijn ambitie daarbij is om nieuwe inzichten en innovatie rond architectuur en integrale gebiedsontwikkeling, zoals de gebiedsgerichte handreikingen van Mooi Nederland, niet alleen bij gemeenten onder de aandacht te brengen, maar ook bij het bredere publiek. Met een netwerk van goed functionerende architectuurcentra en de landelijke rol van het Nieuwe Instituut is er op dit moment geen aanleiding om een nieuw architectuurinstituut op te zetten.
Vervolgoverleg BNA met branche brede ‘infrastructuur’
Naar aanleiding van de motie en daarop volgende discussie over een nationaal architectuurinstituut is er een duidelijke behoefte aan het versterken van bestaande organisaties binnen het architectuurveld, het definiëren en coördineren van rollen, het versterken van de samenwerking bij het agenderen van vraagstukken en het creëren van duidelijkere kanalen naar beleidsmakers en opdrachtgevers. Op woensdag 25 oktober schuift BNA bestuurder Jeroen de Willigen daarom aan bij een gesprek hierover met Het Nieuwe Instituut, AIR Rotterdam, ARCAM, IABR, de Rijksbouwmeester, VOLUME, het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en de Rijksoverheid.