Uitspraak CvT (D24.001)

Het College van Toezicht (CvT) van de BNA behandelt klachten over het gedrag van haar leden. Deze klachten gaan over allerlei zaken: van contractvorming tot plagiaat, en van belangenverstrengeling tot ondeugdelijke communicatie. 

Om inzicht te geven in wat de het CvT doet en behandelt, publiceren we regelmatig (geanonimiseerde) uitspraken van een casus die is voorgelegd aan de CvT. Idealiter zijn er lessen uit te leren voor zowel architect als opdrachtgever. Tegelijkertijd onderstreept elke casus zo het belang van de BNA Gedragscode Verantwoordelijkheid, Integriteit en Professionaliteit.

Recente casus
Opdracht voor het ontwerpen van de herbouw van een afgebrand restaurant. Samenwerking tussen architectenbureau en opdrachtgever is gestrand. In de verschillende verwijten van de opdrachtgever ligt besloten dat het architectenbureau met een zekere mate van opzet (misleiding) niet naar eer en geweten en niet in het belang van de opdrachtgever heeft gehandeld. Naar het oordeel van het College heeft de opdrachtgever deze verstrekkende verwijten aan het adres van het architectenbureau niet, althans niet voldoende, onderbouwd. Het College overweegt dat hoewel het in beginsel op de weg van de architect ligt om het communicatieproces met een opdrachtgever te bewaken, in het onderhavige geval verschillende omstandigheden aan de zijde van de opdrachtgever hebben bijgedragen aan het verslechteren van de communicatie en het langzamerhand ontstaan van een verstoorde vertrouwensrelatie.

Volgens het College had van het architectenbureau als professionele partij een meer proactieve en fermere opstelling verwacht mogen worden. In plaats daarvan heeft het architectenbureau zich te veel op een zijspoor laten zetten. Ook merkt het College op dat het architectenbureau gaandeweg de uitvoering van het project, terwijl de onderlinge verhoudingen steeds verder verslechterden, op momenten niet voldoende lijkt te hebben onderkend waar de pijn en zorgen van de opdrachtgever zaten. In de specifieke omstandigheden van dit geval ziet het College in de opstelling en handelwijze van het architectenbureau echter onvoldoende aanleiding voor het gegrond verklaren van deze klachtonderdelen. In dat oordeel betrekt het College dat zij niet heeft kunnen vaststellen dat het architectenbureau niet in het belang van de opdrachtgever heeft gehandeld.

Lees de gehele uitspraak.